Leidt schijndifferentiatie tot kansenongelijkheid? (discussiefilm)

Kansenongelijkheid is een ingewikkeld probleem. Soms lijkt het erop dat onze pogingen om deze ongelijkheid tegen te gaan averechts werken. Zo steken we veel energie in het omgaan met verschillen tussen leerlingen en differentiëren ons te pletter. Het bewijs dat het werkt is er in veel gevallen niet of nauwelijks. Sterker nog, het bewijs dat het niet werkt lijkt in snel tempo te groeien.

Zullen we dus maar ophouden met leerlingen veel te vroeg in hokjes te stoppen en te typeren als zon-, maan-, ster-, 1 ster-, 2 ster- en 3 ster-, aanpak 1-, aanpak 2- en aanpak 3-kinderen of welk andere goed bedoeld etiketje dan ook? Te snel worden het hokjes waar ze niet meer uitkomen. 

Convergente differentiatie is bedoeld om alle kinderen hetzelfde doel te laten bereiken en niet een afgezwakte versie van dat doel. Wat we zeker weten, is dat de leertijd die leerlingen nodig hebben om dit doel te bereiken verschillend is. En ook de mate waarin hierbij (extra) begeleiding van toegevoegde waarde is uiteraard ook. Deze zaken vangen we op met verlengde instructie en extra verwerkingstijd. Niet door de doelen, gekoppeld aan de hoge verwachtingen, te laten vieren.

En vergeet ook het neveneffect niet. Deze wijze van vermeend onderwijs op maat creëren, maakt al gauw dat leerkrachten veel energie moeten steken in iets dat onvoldoende werkt. Aangeboden met behulp te dikke en omvangrijke methoden die in plaats van een passend hulpmiddel dreigen te verworden tot steeds verder uitdijende kerstbomen. Kerstbomen die uiteindelijk in deze vorm wel om moeten vallen.

Bent u ook toe aan een kritische evaluatie van de diferentiatie-aanpak op uw school en is kansengelijkheid hierbij een belangrijk topic? Bekijk dan de onderstaande discussiefilm.