Woordenschatonderwijs en de computer

Door Jos Cöp

Inleiding
Nieuwe woorden aanleren, is een heel belangrijk onderdeel van het woordenschatonderwijs. Maar dit is niet alles. Dat goed woordenschatonderwijs breder is, bespraken we in het artikel “Alles draait om woordenschat”. Momenteel zien we dat de computer een steeds prominentere plaats in gaat nemen binnen dit vakgebied. In dit artikel zullen we nagaan hoe de moderne technologie van toegevoegde waarde kan zijn.

De organisatie
De discussie over het werken met de computer in de klas gaat vaak over de organisatie. “Hoe doe ik dat met mijn drie computers achterin de klas?”, is een terechte vraag die een softwaremaker altijd kan verwachten. Enige bescheidenheid is hier zeker op zijn plaats. Toch is het wel opvallend om te zien dat de gekozen organisatievorm vaak beperkt blijft tot één kind achter één computer. Lekker overzichtelijk en individuele leerresultaten zijn goed te volgen, maar tegelijkertijd is er weinig gerichte interactie tussen kinderen. En drie kinderen hebben het volledige computerpark nodig.
Dit wordt al anders als we twee leerlingen samen achter de computer laten werken. Dan ontstaat er al snel meer interactie en kunnen het dubbele aantal kinderen met een pc werken. Wel is het belangrijk om te bewaken dat de rolverdeling er één is waarbij beide kinderen iets aan hebben. Verzint het ene kind alle antwoorden en is de rol van het tweede kind alleen maar het ja-knikken, dan valt er nog heel wat te verbeteren.
Naast individueel en samenwerkend leren met een computer, wordt het momenteel ook steeds gemakkelijker om met meer kinderen tegelijk te leren met behulp van een computer. Het belangrijkste hierbij is dat er zaken groot geprojecteerd kunnen worden. Steeds meer scholen maken de keuze om hiervoor gebruik te maken van een elektronisch schoolbord, maar het blijft de vraag of deze aanschaf een voorwaarde is. Inventieve leerkrachten werken al jaren op deze manier. Gewoon door hun laptop te verbinden met de tv of door een fors computerbeeldscherm centraal neer te zetten. Natuurlijk maakt een ‘digibord’ het allemaal veel mooier, maar noodzakelijk is het niet. Begeleid onderwijs met behulp van een computer biedt veel mogelijkheden voor interactie en hoeft zeker niet te vervallen in frontaal klassikaal onderwijs.

Woordenschatonderwijs in vier lagen
Woordenschatonderwijs wordt vaak geassocieerd met het aanleren van woordbetekenissen. Alhoewel dit een belangrijk onderdeel is, zijn er veel meer leeractiviteiten die een positieve invloed hebben op het vergroten van de woordenschat van kinderen. We kunnen daarbij vier lagen onderscheiden, die samen staan voor evenwichtig woordenschatonderwijs. Bij iedere laag kunnen we nagaan wat de bijdrage van de computer zou kunnen zijn.


De vier lagen van het woordenschatonderwijs.

Het onderwijsleerklimaat
Een eerste laag heeft te maken met het onderwijsleerklimaat en de talige omgeving die een school te bieden heeft. Deze omgeving moet rijk ingericht zijn zodat kinderen veel met taal in aanraking komen, waardoor ze op ongedwongen wijze in contact kunnen komen met veel woordbetekenissen in een authentieke context. Op deze manier ontwikkelt zich het woordbewustzijn, krijgen ze interesse in woorden en groeit hun woordenschat zonder dat er sprake is van gerichte instructie. Als het gaat om deze zaken dan kan ict een geweldige bijdrage leveren, waarbij in eerste instantie gedacht moet worden aan het gebruiken van geschikte websites op het internet. Vele mooie, talige en uitdagende sites kunnen in de reeds genoemde organisatorische varianten een bijdrage leveren aan het talige onderwijsleerklimaat, waardoor kinderen in een authentieke omgeving steeds weer veel nieuwe woorden tegen zullen komen. Denk bijvoorbeeld aan online encyclopedieën als Wikipedia (http://www.wikipedia.nl/) of wikikids (http://www.wikikids.nl/), waarbij de leerlingen niet alleen informatie op kunnen zoeken, maar ook informatie en begrippen toe kunnen voegen. Uiteraard kunnen zoekmachines voor kinderen, zoals Davindi van Kennisnet, hierbij een rol spelen.
Verder zijn er op het internet veel educatieve sites die stuk voor stuk een enorme stimulans voor de woordenschat kunnen zijn. De sites van Het Klokhuis (http://www.hetklokhuis.nl/), Sesamstraat (http://www.sesamstraat.nl/) en Willem Wever (www.willemwever.nl) zijn slechts enkele geschikte voorbeelden.
Momenteel is er ook een tendens te zien waarbij prentenboeken geanimeerd en met geluid verrijkt worden. Een prima manier om jongere kinderen met veel woorden te confronteren op momenten dat (interactief) voorlezen even niet kan. De site van Levende boeken (http://www.levendeboeken.nl/) laat een aantal mooie voorbeelden zien.
Verder zijn er nog de videosites die een stormachtige ontwikkeling doormaken. Vrijwel ieder trefwoord levert interessant beeldmateriaal op dat meer vertelt over een woord dan een uitgebreide uitleg van een leerkracht. Sites als You Tube (http://www.youtube.nl/), Klassetv (http://www.klassetv.nl/), Teleblik (http://www.teleblik.nl/) en Schooltv (http://beeldbank.schooltv.nl/) zijn goede en bruikbare voorbeelden.
Een andere positieve bijdrage van ict aan het talige onderwijsleerklimaat heeft te maken met de c, namelijk het communiceren. Door ict gericht in te zetten bij het communiceren, passeren op een heel natuurlijke manier nog veel meer woordbetekenissen, bijvoorbeeld door te mailen, te chatten, berichtjes voor op een website te schrijven, geluidsbestanden in te spreken of presentaties te maken.

Vaardigheden en strategieën
De tweede laag van woordenschatonderwijs is de aandacht voor strategieën en vaardigheden om de betekenis van woorden die nog onbekend zijn af te kunnen leiden en onthouden. Veel kinderen ontdekken niet spontaan hoe de betekenis van een woord afgeleid kan worden uit beeld, uit de woordbouw of uit de omringende tekst. Hetzelfde geldt voor het opzoeken en navragen van de betekenis van woorden en het ondernemen van activiteiten om woorden beter te onthouden. Instructie is hierbij voor veel kinderen noodzakelijk en deze is vaak terug te vinden in moderne taalmethoden, maar een bijdrage van de computer hierbij is er niet of nauwelijks. Het internet en de sites zoals eerder genoemd zijn vervolgens wel een prima omgeving om de geleerde strategieën en vaardigheden toe te passen.

Aanleren van nieuwe woorden
De derde laag is gericht op het aanleren van woordbetekenissen. Als we het vanuit een ict-perspectief bekijken, is dit het domein van de woordenschatprogramma’s waarmee kinderen woordbetekenissen uitgelegd krijgen en waarmee ze gaan oefenen. Er zijn programma’s in vele soorten en maten: wel of niet methodegebonden, met en zonder mogelijkheden om zelf woorden in te brengen en ga zo maar door. Kwalitatief goede woordenschatsoftware kenmerkt zich doordat er sprake is van veel effectieve leertijd en veelzijdige instructie van de woordbetekenissen.

Effectieve leertijd
Er is sprake van veel effectieve leertijd als de instructie- en oefentijd vooral gericht is op woorden die de kinderen nog niet kennen. Dit lijkt een enorme open deur, maar de alledaagse praktijk in veel computerprogramma’s is dat de leerlingen intensief aan de slag gaan met alle woorden die in de database staan. Alle woorden komen achtereenvolgens terug in de woordspellen en in de instructie, terwijl er ook kinderen met het programma werken die een fors gedeelte van de aangeboden woorden al kennen. Een essentieel kenmerk van goede woordenschatsoftware is daarom dat een leerling aan kan geven of hij een woord al kent of niet. Geeft een kind aan dat het woord bekend is, dan hoeft alleen nog maar getoetst te worden of dit inderdaad het geval is. Uitgebreide oefening en instructie is bij deze woorden pure tijdverspilling. Blijkt uit de toets dat het kind een woord toch niet kent, dan kan het alsnog aangeboden worden in een intensieve vorm. In de praktijk kan dit gerealiseerd worden door kinderen bij het presenteren van de woorden de mogelijkheid te geven om ze in te delen in twee categorieën: ‘ken ik wel’ en ‘ken ik niet’.


Schermafbeelding uit de woordenschatprogramma’s bij Taal in beeld en Zin in taal met mogelijkheid om leerlingen aan te laten geven of ze een woord wel of niet kennen.

Semantiserende oefeningen
Veelzijdige instructie in woordenschatsoftware heeft te maken met de manier waarop woorden worden uitgelegd en de wijze waarop de oefenspellen zijn opgezet. Nogal wat programma’s komen niet verder dan opdrachten die niet of nauwelijks instructie bevatten, maar vooral toetsend van aard zijn. Dit type oefening is alleen geschikt om na te gaan of kinderen de woorden kennen. Met het leren van nieuwe woorden heeft het niet zoveel te maken. De leerlingen die de oefening goed maken, boeken dit resultaat omdat ze de woorden al kenden. Degenen die de woorden niet kennen, leren er weinig of niets van, want er wordt geen uitleg gegeven. De kern van woordenschatonderwijs zit dus in oefeningen waarbij woorden worden uitgelegd en ingeoefend, de zogenaamde semantiserende oefeningen. Woorden leren doe je door verbanden te leggen tussen bekende en onbekende woorden en concepten. Dit betekent dat nieuw aan te leren woorden vanuit veel verschillende invalshoeken zullen moeten worden belicht, bijvoorbeeld vanuit een omschrijving, een afbeelding, een geluid, een contextzin en een relatieschema. Hierdoor ontstaan de beste mogelijkheden om het woord te gaan kennen en het te verankeren in het mentale lexicon. Bij goede woordenschatprogramma’s zijn deze invalshoeken terug te zien in de oefeningen en ook in de oproepbare instructie per woord.






Woordenhulp uit de woordenschatprogramma’s bij Taal in beeld en Zin in taal

Toepassen nieuwe woorden
De vierde laag van het woordenschatonderwijs heeft te maken met het toepassen van nieuwe woorden in een functionele context. Kortweg komt het erop neer dat de leerlingen de woorden gaan herkennen en gebruiken bij het lezen, schrijven, spreken en luisteren. Dit kan op een zakelijke of meer creatieve manier en het belangrijkste is dat de situatie aanzet tot authentiek leren: een echt product in een echte situatie en met een echt doel. De computer kan ondersteunend zijn bij het maken van creatieve producten als woordpresentaties, woordschilderijen of woordanimaties. Bij het zakelijk schrijven valt te denken aan inhoudelijke presentaties, e-mail- of chatberichten of teksten die gepubliceerd gaan worden op websites, weblogs of webforums. Hierbij gaat het niet alleen om de tekst, maar ook het vervaardigen of zoeken van bijpassend beeldmateriaal, bijvoorbeeld in de vorm van afbeeldingen of videofragmenten. Ook door deze activiteiten worden leerlingen direct en intensief geconfronteerd met de belangrijkste betekenisaspecten van de woorden die ze gebruiken.

De optelsom van de beschreven vier lagen maakt het woordenschatonderwijs, mede dankzij het gericht gebruiken van de computer, evenwichtig en uitdagend. Waarom zouden we met minder genoegen nemen?