Uitdagend leren in de 21e eeuw (het tijdschriftartikel)

In iedere klas zitten leerlingen die de leerkracht hard nodig hebben om de doelen te kunnen bereiken. Goede (en vaak verlengde) instructie, feedback en begeleiding zijn een must voor hen. Zonder dat zakken ze weg en komt er niet uit wat er wel in zit. Er zitten ook kinderen in iedere klas bij wie dat anders werkt. Een te sterke sturing door de leerkracht betekent dat ze meer dan nodig bij de hand worden genomen. Directe instructie kan prima samengaan met vormen van zelfstandiger leren, zoals het didactisch model uitdagend leren.
Kinderen die te veel bij de hand worden genomen, voelen zich geremd en onvoldoende uitgedaagd en verliezen hun leermotivatie. Niet zelden is dit een belangrijke bron van storend en afwijkend gedrag. Het leren persoonlijk maken, vraagt dus om de juiste dosering tussen leerkracht- en zelfsturing. In dit artikel laten we zien hoe directe instructie kan samengaan met vormen van zelfstandiger leren en introduceren we het didactisch model uitdagend leren.

Passende instructie
De laatste decennia is er enorm veel aandacht gekomen voor instructie en feedback geven. Talloze onderzoeken (Hattie, 2014) wezen uit dat een goede uitleg en de juiste begeleiding enorm belangrijk zijn om nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes eigen te maken. Als gevolg daarvan groeide de aandacht voor het directe instructiemodel. Tegenwoordig is er bijna geen onderwijsmethode of school meer te vinden die hier niet of op de één of andere manier gebruik van maakt. Met name zwakkere en gemiddelde leerlingen worden met deze leerkrachtgestuurde manier van leren goed begeleid binnen hun leerproces. Kinderen laten leren vergt echter meer dan instructie geven en werken aan de hand van de fasen van een instructiemodel. Het gaat ook om het creëren van de juiste condities. Passende instructie is eerst nadenken over wie er wat nodig heeft en dat vervolgens ook bieden. Het kan dus ook betekenen: geen instructie van de leerkracht, maar van een klasgenoot of op een ‘blended’ manier, bijvoorbeeld ondersteund door een video of animaties.

Leerstof produceren
Bij leerlingen die makkelijker leren, is een te strak geleide onderwijsaanpak niet altijd passend. Zij verliezen daarbij snel de uitdaging en voelen zich minder thuis bij het consumeren van instructies en het maken van vele oefenopdrachten. Voor hen is het zaak om de leermotivatie te vergroten door ze actiever aan de slag te laten gaan en meer invloed te geven op hun eigen leren. Dit kan door bij deze leerlingen uit te gaan van een andere opzet van de leeractiviteiten dan bij het lesmodel dat hoort bij directe instructie (waarbij de les opgebouwd wordt uit de lesfasen introductie, instructie, inoefening, verwerking en evaluatie). Omdat het accent bij deze andere aanpak ligt op het vergroten van de uitdaging, heeft het de naam ‘model uitdagend leren’ meegekregen.

Model uitdagend leren
Werken volgens het model uitdagend leren is een combinatie van directe instructie met ontwerpend leren. Het gaat uit van drie principes: creëren, experimenteren en delen. Dit betekent dat de leerlingen die meer uitdaging nodig hebben dan ze bij een leerkrachtgestuurde instructieles kunnen krijgen, aan de hand van dezelfde doelen meer zelfsturend aan de slag gaan. Uit praktijkervaringen blijkt dat het hierbij vaak gaat om leerlingen die cognitief op een hoger niveau functioneren en waarbij de kwartjes al vrij snel vallen. Zij lopen een groter risico om sneller verveeld en gedemotiveerd te raken. Daar komt nog bij dat er bij veel kinderen uit deze categorie werkpunten liggen aan de kant van de executieve vaardigheden en het samenwerken met anderen. Bij het werken volgens het model uitdagend leren is daar nadrukkelijk plaats voor. In de onderstaande figuur vind je de fasen waaruit hun ‘les’ dan gaat bestaan. 

1. Leerdoel
De eerste fase is het bespreken van het leerdoel. Vaak zal dit het doel zijn waar ook de andere leerlingen, die meer begeleid de les zullen doorlopen, aan gaan werken. Daarom is het handig om het doel in de we-vorm te benoemen. Voorbeeld: ‘We gaan vandaag leren wat een bijvoeglijk naamwoord is.’ Vervolgens is het de vraag wie dat begeleid door de leerkracht gaat doen en wie minder leerkrachtgebonden aan de slag zal gaan. De eerste groep krijgt directe instructie, terwijl de tweede groep meer gaat creëren en experimenteren aan de hand van het uitdagend leren model.

2. Informatie
De leerlingen die meer zelfstandig aan het lesdoel gaan werken, zullen in de tweede fase zelf op zoek gaan naar informatie. Vaak zal een digitale zoekmachine daarbij het eerste hulpmiddel zijn, waarmee ze op zoek gaan naar bruikbare tekstpassages, afbeeldingen en video’s. Op deze manier gaan zij dus de noodzakelijke informatie achterhalen die ze nodig hebben om te snappen wat een bijvoeglijk naamwoord is.

3. Creëren
In de derde fase gaan de kinderen de informatie gebruiken om een leerproduct te creëren. Dat wil zeggen een product waar zij zelf van leren door het te maken. Maar tevens ook een product waarmee anderen kunnen leren wat een bijvoeglijk naamwoord is. Bij zo’n ‘leerproduct’ valt te denken aan een eigen uitleg (bijvoorbeeld een korte presentatie, film of infographic), een zelf bedachte oefening of opdracht (bijvoorbeeld tien invulzinnen, een kruistabelopgave of een quiz) of een eigen toepassing (bijvoorbeeld een collage, poster, gedicht of tekst). Allemaal uiteraard direct verbonden met het lesdoel. Bij het creëren, kan gebruik gemaakt worden van allerlei apps en websites met tools om dingen te maken. Mocht je op zoek zijn naar een lijst met geschikte, digitale tools om te gebruiken, dan verwijzen wij je graag naar het overzicht dat Jane Hart jaarlijks opstelt. Met name het onderdeel ‘content development tools’ is zeer informatief (Hart, 2016). Zij gaat hierbij uit van digitale tools en content, maar nergens staat dat het per se met digitale hulpmiddelen moet gebeuren, ook al ligt het in deze tijd wel een beetje voor de hand.

4. Experimenteren
In de vierde fase gaat het gemaakte leerproduct getest worden door andere kinderen. Zij experimenteren ermee en vertellen wat ze ervaren en hoe het product misschien nog verbeterd kan worden. De uiteindelijke hamvraag daarbij is of het helpt om te begrijpen wat een bijvoeglijk naamwoord precies is. De maker kan op basis van deze ervaringen nog verbeteringen aanbrengen.

5. Delen
Als het ‘leerproduct’ af is, kan het in de vijfde fase gedeeld gaan worden. Dit kan bij digitale producten door ze te posten op een platform en vindbaar te maken op trefwoord. Een handige manier om dit te doen is bijvoorbeeld Padlet of Google+. Op een zeer eenvoudige manier kan hier een community aangemaakt worden waarmee binnen de klas, de school en ook ver daarbuiten gebruikgemaakt kan worden van het leerproduct dat gemaakt is. Betreft het niet digitale producten, bijvoorbeeld een onderdeel van een presentatiewand of tentoonstelling, dan zal de deelmogelijkheid beperkter zijn.

6. Terugkijken
De zesde en laatste fase van het didactisch model is de terugkijkfase. Er wordt teruggeblikt op het leerproces en het leerproduct dat gemaakt is. Dit betekent dat enkele producten nog eens de revue kunnen passeren ter evaluatie van het lesdoel dat tijdens de leeractiviteit aan de orde was. Deze activiteiten kunnen gecombineerd plaatsvinden voor zowel de leerlingen die via directe instructie begeleid hebben geleerd als voor hun klasgenootjes die meer zelfsturend bezig zijn geweest.

Tijd tekort
Als er tijdens een les zowel gewerkt wordt via de aanpak van directe instructie als uitdagend leren, ontstaat er regelmatig een spanningsveld ten aanzien van de beschikbare lestijd. Al snel hebben de leerlingen van de tweede groep meer tijd nodig dan op het lesrooster beschikbaar is. Twee maatregelen helpen hierbij. Ten eerste het sturen op korte gericht leerproducten, dus korte instructies in plaats van een uitgebreid epistel. Of een quiz met zes vragen en geen twaalf. De tweede maatregel kan zijn dat deze groep de activiteiten mag spreiden over meerdere lesmomenten. Zelden wordt een lesdoel in één keer afgetikt, dus ook een leerproduct hoeft niet altijd aan het eind van les 1 klaar te zijn.

Eisen aan de leerkracht
Bij uitdagend leren is de leerkracht meer coach dan docent. Het feit dat kinderen hun leerproces meer zelf sturen, is nadrukkelijk de bedoeling. Dat is soms best lastig, want nogal wat leerkrachten moeten eraan wennen om niet alles te gaan regelen en zich meer te richten op het leerproces zelf. Daar staat wel tegenover dat het ook een manier van lesgeven is die veel minder arbeidsintensief kan zijn. Niet alles hoeft van tevoren bedacht, klaargezet en geregeld te zijn. Onverwachte verrassingen, zoals het nog niet helemaal kennen van een app of digitale toepassing die gebruikt gaat worden, is onderdeel van het leren. Het is mooi om te zien hoe kinderen daar vaak samenwerkend heel snel uitkomen. Meestal doordat het ene kind het andere van helpt. Precies zoals ze het ook buiten de school zouden leren.

Het gebruik van ICT
Een veel gestelde vraag is of het werken volgens het model uitdagend leren zonder ICT kan. Het antwoord hierop is ja, gevolgd door een hele grote maar. In een tijd waarin creëren, ontwerpen en delen veel gebeurt met digitale hulpmiddelen, zal het lastig zijn om deze niet te gebruiken. Maar tegelijkertijd is het zeker niet zo dat alles daarmee ook achter een scherm moet gaan plaatsvinden. Ook papieren bronnen kunnen prima gebruikt worden bij het zoeken naar informatie. Evenzo kan het gemaakte product niet digitaal zijn, waardoor ook het experimenteren en delen een ander karakter krijgt. Maar het mag duidelijk zijn dat er wel veel kansen liggen in het gebruik van digitale hulpmiddelen.

Het gebruik van leermiddelen
In veel scholen zien we dat methoden een belangrijke rol vervullen bij het geven van leerkrachtgestuurd onderwijs. Dit is natuurlijk geen toeval. Zo lang de methode het eigenaarschap niet wegneemt bij leerkracht en leerling, is het een uitstekend hulpmiddel dat voorkomt dat de onderwijsgevende naast de vele lesuren ook nog de ontwikkelaar moet zijn van het onderwijsleermateriaal zelf. Bij het werken volgens het model uitdagend leren wordt de rol van de methode weliswaar kleiner, maar het blijft toch een belangrijk vangnet onder de onderwijsaanpak. Zelf verantwoordelijk gemaakt worden voor het vinden van de informatie, sluit namelijk het vragen van uitleg aan de leerkracht niet uit. Het initiatief daarvoor ligt echter meer bij de leerling. Op het moment dat een leerling een beroep doet op de leerkracht is het wel prettig als deze terug kan vallen op bestaand en goed doordacht instructiemateriaal. Al is het maar omdat dit heel veel tijd kan besparen en gemak kan bieden. Verder is het raadzaam om de keuze van de leerdoelen en de leerlijn erachter te blijven baseren op goed doordachte onderwijsmethoden. Op die manier blijft het mogelijk om op basis van persoonlijke leerbehoeften de afweging te maken tussen leerkrachtgestuurd en zelfsturend leren. Of anders gezegd, zelfsturend leren zonder een goed doordachte leerlijn met doelen en instructie-inhouden is een groot risico voor de kwaliteit van het onderwijs. Vele vernieuwende schoolconcepten zijn eraan ten onder gegaan.

Tot slot
Effectief leren is een continue zoektocht, want er is geen beste manier van leren voor iedereen en altijd. Het beste onderwijs komt maximaal tegemoet aan de individuele leerbehoeften van de leerlingen, maar er zijn vele manieren waarop dit georganiseerd kan worden. Bij veel leerlingen is de keuze voor veel leerkrachtsturing en het geven van directe instructie een passende aanpak. Bij andere kinderen is dat soms een minder goede keuze. Meer zelfsturing, bijvoorbeeld volgens de werkwijze van het model uitdagend leren, kan dan een goed alternatief zijn. De beste keuze kan maar op één plek gemaakt worden en dat is in de school, in het klaslokaal, met kennis van de context en het kind. En er is er maar één die deze keuze echt goed kan maken en het spreekt voor zich wie dat is: jij als onmisbare leerkracht.

Literatuur
Hattie, J. (2014). Leren zichtbaar maken. Rotterdam: Bazalt.
Hart, J. (2016). Top tools for learning 2016. Centre for Learning & Performance Technologies: www.http://c4lpt.co.uk.

Auteurs 
Jos Cöp is onderwijskundig ontwikkelaar en adviseur bij Leertijd.nlGert Custers is onderwijsadviseur bij BCO-ondewijsadvies / Innofun.

Bron
Dit artikel is gepubliceerd in het JSW-nummer van april 2017.