De metamorfose van de handleiding

De handleiding is sinds jaar en dag het hart van de methode. Wil je snappen hoe een pakket werkt of hoe je les 10 het beste kunt aanbieden, dan zoek je het op. Toch is de vorm en de functie van de handleiding momenteel behoorlijk aan het veranderen. En dat is ook wel nodig ook, want de fysieke levensduur van nogal wat handleidingen is bijna onbeperkt. De reden: ze komen zelden uit de kast en soms niet eens uit de plastic folie die er bij de aanschaf omheen zat. Om een goede inschatting te kunnen maken van de metamorfose van de handleiding, is het goed om rekening te houden met minstens drie ontwikkelingen.

De eerste ontwikkeling heeft te maken met de didactische functie. De klassieke handleiding stamt uit de tijd dat methodes een ander karakter hadden en gebaseerd waren op een andere didactiek. Het hulpmiddel ondersteunde een didactiek die veelal gebaseerd was het behaviorisme. Het menselijk geheugen werd gezien als een black box waar we niets van wisten en leren gebeurde aan de hand van een paplepeldidactiek (met leerlingen als holle vaten die gevuld moesten worden) of een didactiek op basis van drill and practice of trail and error ("oefen maar en dan komt het vanzelf wel"). Deze leerprincipes zijn de laatste decennia vervangen door leertheoretische uitgangspunten die gebaseerd zijn op het constructivisme. Hierbij wordt leren gezien als een persoonlijk constructieproces, waar niet alleen de stimulus (leerstof, leerkracht) van belang is, maar waarbij ook de leerling zelf nadrukkelijk invloed heeft op het eigen leren.

Om de leerling beter in staat te stellen om zijn leerproces te sturen, is het belangrijk om uit te gaan van individuele onderwijsbehoeften als het gaat om de (mate van) ondersteuning bij het leren. Sommige, meestal de betere, leerlingen leren het best door redelijk zelfstandig aan de slag te gaan. Andere, meestal de gemiddelde en minder goede leerlingen, halen de leerdoelen niet als ze onvoldoende instructie en begeleiding krijgen. Om te zorgen dat het methodisch materiaal aansluit bij beide onderwijsbehoeften, is het belangrijk om alle lesfasen (introductie, instructie, verwerking, evaluatie) te plaatsen in het leerlingmateriaal. Zo krijgen ook zelfstandig lerende kinderen instructie, zij het dat ze deze meer lezend dan luisterend tot zich nemen. Als alle lesfasen terug te vinden zijn in leerlingmateriaal, worden de selfservicemogelijkheden namelijk maximaal.

Als het leerlingmateriaal er anders uit gaat zien, heeft dat ook consequenties voor de handleiding. Waar de klassieke handleiding de enige plaats was waar de lesfasen introductie, instructie en evaluatie beschreven stonden, is dat nu niet meer het geval. Deze lesfasen staan steeds vaker ook in het leerlingmateriaal, beschreven in taal die voor leerlingen goed te begrijpen is. De handleiding hoeft dus niet meer in detail aan te geven wat een leerkracht precies moet zeggen, want deze teksten hebben de auteurs reeds geschreven voor het leerlingmateriaal. De ervaring leert dat dit een hele klus is. Methodemakers komen niet meer weg met abstracte suggesties, ervan uitgaande dat de leerkracht er zelf wel kindertaal van maakt. Nee, ze moeten zelf het taalgebruik aanpassen aan de doelgroep en dat is andere koek. Maar als deze stap eenmaal gezet is, staat er vaak een beter doordachte en beschreven les. Een ander groot voordeel is dat de handleiding er tevens veel compacter door kan worden, zonder dat er dingen gaan ontbreken.

De tweede ontwikkeling in handleidingland heeft te maken met de behoefte aan uitvoerige schriftelijke begeleiding. Langzamerhand verschuiven we steeds meer van een schrift- naar een beeldcultuur. Instructiefilms nemen daarbij de rol over van beschrijvingen en doen dat met verbazingwekkend veel succes: ze zijn duidelijker en bondiger dan via een tekstuele beschrijving haalbaar is. Laten zien hoe een methode werkt, kan daarom minstens net zo goed via een goed filmpje. En één ding staat daarbij vooraf al vast: de kijkcijfers overtreffen de leescijfers enorm. Uiteraard zal niet iedere lesbeschrijving vervangen worden door filmisch materiaal, maar bij algemene gedeelten zijn er veel mogelijkheden.

Dan is er nog een derde ontwikkeling waarom de handleiding wel van kleur moet verschieten, namelijk de razendsnelle introductie van het digibord. Waar het boek lange tijd de basis van de methode was, zien we nu dat het digibord de plek is waar alle methodeonderdelen in de vorm van digimenu’s bij elkaar komen. Het is zo voor de hand liggend om toelichtingen voor de leerkracht via een hyperlink te gaan koppelen met dat wat op het digibord getoond kan worden. Hierdoor kan digibordsoftware doorgroeien naar een digitale leerkrachtassistent. Inmiddels zien we de aanzet hiervoor en die is onomkeerbaar. (zie afbeelding: leerkrachtassistent Veilig Leren Lezen).

Toch zal de handleiding niet verdwijnen. Veel leerkrachten zullen het gebruiksgemak van papier verkiezen boven de digitale geneugten van You Tube, het digibord of de (tablet)pc. Maar anders wordt het wel, want de klassieke handleiding heeft aan kracht en functie ingeboet. En de alternatieven zijn er: zowel op papier als op scherm.