Leren in 2020

Leren in 2020
Hoe digitale leermiddelen het onderwijs effectiever gaan maken.

Door Jos Cöp en Albert Rouschop


Heel veel mensen in en rond het onderwijs zijn driftig op zoek naar voorstellingen van het leren van de toekomst. Het denken over wordt vaak sterk gestuurd door technische mogelijkheden, maar is dat wel terecht? Kunnen digitale leermiddelen het onderwijs wel effectiever maken? En wat zijn dan belangrijke onderliggers en succesfactoren? Dit artikel is geen bloemlezing over technologische snufjes maar veel meer een zoektocht naar veranderende onderwijsvisies die samen met ICT-ontwikkelingen als basis dienen voor het leren in de nabije toekomst. Keuzes die niet gaan over de nieuwste gadgets of digitale walhalla’s, maar over de brug waarmee ICT de onderwijspraktijk, de thuissituaties van leerlingen en de veranderende maatschappij kan verbinden. Een weg naar een andere manier van leren en onderwijzen, beter passend bij wat leerlingen in de toekomst nodig hebben.  


Voorbij de hype
Welke leermiddelen treffen we aan in de klas van 2020? Of kunnen we tegen die tijd al niet meer over een klas spreken? Ondanks dat het maar zes jaar weg is, lijkt het een hele opgave om een realistisch beeld te schetsen. Dit heeft alles te maken met het feit dat ons leven zich meer en meer omringt met digitaal. ICT is overal en dat is van invloed op het beeld dat we er van hebben.
In die zin zijn er flinke stappen gezet. Het gaat niet zozeer meer over de vraag of ICT het onderwijs gaat veranderen, maar meer over het hoe en met welke kwaliteit.
Beleidsbepalers, bestuurders en directies komen aan zet. Door gebruik te maken van de digitale wind die gaat waaien, kunnen zij ontwikkelingen stimuleren en temporiseren. Dat punt gaan we voor het jaar 2020 bereiken. En dat is mooi, want op dat moment zijn we samen in staat om ICT op waarde te schatten en het ten volle te benutten in dienst van het leren.


Neutraal
ICT en digitalisering zijn op zichzelf neutrale ontwikkelingen, die op geen enkele manier voorsorteren naar een onderwijsopvatting. Sterker nog, de aanname dat technologie het onderwijs echt kan vernieuwen is een misvatting. Feitelijk zit onderwijsinnovatie in het gedrag van mensen. Ondersteuning door ICT kan de gedragsverandering echter wel faciliteren. De inzet van digitale schoolborden of touchscreens in de klas kan helpen om het onderwijs anders in te richten, maar dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn. Deze middelen kunnen het lesgeven interactiever en attractiever maken, maar het is uiteraard geen garantie. Er is geen zekerheid dat het gaat leiden tot betere leerresultaten, betere afstemming op of een nauwere aansluiting op de veranderende belevingswereld van de leerlingen. Om daadwerkelijk meerwaarde te bieden is alleen de technologie onvoldoende. Daar is meer voor nodig.


Schoolconcepten
Onderwijsvernieuwing heeft zeker ook te maken met verandering in onderwijsconcepten, zeg maar de achterliggende keuzes die ten grondslag liggen aan de manier waarop kinderen tot leren worden aangezet.
Ooit was de wereld heel overzichtelijk. We organiseerden onderwijs als een massasysteem dat veel parallellen had met de manier waarop fabrieken waren ingericht. Informatie was schaars en de leermiddelen waarmee informatie gedeeld kon worden, waren eveneens beperkt beschikbaar. Daaruit groeide een systeem waarbij het schoolbord en het boekje de belangrijkste manieren waren om informatie te delen. Nou ja, delen, de leerkracht was de zender en de leerling de ontvanger. Kortom, de basis voor klassikaal frontaal onderwijs was geschapen, passend in het toenmalige tijdsbeeld en de opbrengstverwachting die nodig was om goed te kunnen functioneren in de samenleving van destijds.


De klassikaal frontale oplossing is op dit moment voor veel leerlingen niet meer de beste manier om op een efficiënte manier tot leren te komen. Ook is het zo dat de hiërarchische relaties niet meer van dien aard zijn dat de zendende leerkracht altijd kan rekenen op een enthousiast ontvangend publiek. Meer interactie werd noodzakelijk om de doelen te bereiken en verdere afstemming op individuele verschillen is momenteel geen luxe maar noodzaak. Daar waar scholen te weinig meegaan in deze verandering, teveel gericht zijn op de massa, kraakt het systeem. Zonder dat iedereen zich daarvan bewust is, zijn we daarmee afscheid aan het nemen van het massasysteem.


In de voorspellingen van hoe het onderwijs zal veranderen, zien we vaak hetzelfde misverstand. Er wordt een beeld geschetst van een nieuw massasysteem met andere kenmerken. Vaak een systeem waarin leerlingen individueel werken op een digitaal apparaat. Voor een aantal scholen kan dit best de realiteit worden. Maar moderne scholen zullen veel meer van elkaar verschillen dan we gewend zijn. Ze zijn niet meer gericht op de massa, passen niet meer in een massasysteem, maar richten zich juist op doelgroepen. Dat doen ze door het schoolconcept af te stemmen op dat wat hun leerlingen nodig hebben. Het aantal verschillende schoolconcepten zal daardoor sterk toenemen en de wijze waarop deze worden ingevuld nog meer. De keuze is vervolgens aan ouders, leerlingen en leerkrachten. Er zal daarbij niet zo snel sprake zijn van goed of fout, maar het gaat om de samenhang en aansluiting bij de eigen doelgroep. Het hele spectrum van sterk leerkrachtgestuurd onderwijs met vooral papieren leermiddelen tot nagenoeg volledig leerlinggestuurd onderwijs met vooral digitale leermiddelen en een begeleidende leerkracht zullen terug te vinden zijn in het onderwijs van de toekomst.


Zes dimensies
Gekozen onderwijsconcepten verschillen op minstens zes dimensies van elkaar, namelijk op pedagogische aanpak, didactische aanpak, gehanteerde organisatievorm, de differentiatie, de leerstof en de inzet van leermiddelen. Eigenlijk is er telkens sprake van een spectrum. Twee uitersten met verschillende verschijningsvormen daartussen.


De pedagogische aanpak kan variëren van strak leidend en begeleidend tot meer loslatend en zelf keuzes laten makend.
De didactische aanpak kan ook sterk verschillen. Het ene uiterste is dat de leerstofaanbieding van de leerkracht gesloten is en gericht op zenden. De leerlingen zijn hierin volgend en consumeren de leerstof als het ware. Het lijken negatieve kwalificaties, maar ook goede hoorcolleges in het hoger onderwijs, vertrekken vanuit deze uitgangspunten en kunnen heel effectief zijn. Hetzelfde geldt voor goede instructiefilms. Met weinig middelen is daarmee een groot publiek te bereiken. Het tegenovergestelde van deze aanpak is de open en interactieve werkwijze, waarbij leren wordt gezien als een persoonlijk proces van kennisconstructie. Sociale interactie wordt daarbij gezien als een belangrijke voorwaarde.
De organisatievorm kan sterk leerkrachtgestuurd of juist leerlinggestuurd zijn.
Bij het bepalen van de organisatie zal er altijd ruimte moeten zijn voor differentiatie, dat wil zeggen de manier van omgaan met verschillen tussen leerlingen. Dit kan in een convergente vorm, waarbij de meeste leerlingen, met een verschillende mate van ondersteuning, op hetzelfde moment werken aan dezelfde leerdoelen.
Een voorbeeld van een convergent differentiatiemodel is het werken met drie aanpakken in een les, waarbij de hoeveelheid instructie en begeleiding afgestemd is op de onderwijsbehoeften van het individuele kind. De les start met een gezamenlijke introductie. Daarna gaan de hoogvliegers in een verregaande vorm zelfstandig aan de slag. De overige leerlingen krijgen vervolgens een basisinstructie. De meeste kinderen gaan daarna ook zelfstandig aan de slag. Slechts de leerlingen die veel moeite hebben met het bereiken van de leerdoelen, nemen dan nog plaats aan de instructietafel, waar de instructie voor hen verlengd wordt. Aan het einde van de les volgt weer een gezamenlijk evaluatiemoment.
Het alternatief voor het convergente model is divergent differentiëren, waarbij leerlingen juist met verschillende doelen bezig zijn, in hun eigen tempo en op eigen niveau werken en soms zelf op basis van eigen interesse door de leerstof gaan.
Een andere dimensie waarop schoolconcepten kunnen verschillen, is de mate waarin scholen, binnen de voorschriften van bijvoorbeeld de referentieniveaus, de behoefte hebben om zelf leerstof toe te voegen of te combineren. Of door juist leerlingen zelf expliciete keuzemogelijkheden te geven.
Tot slot zullen de keuzes op de reeds genoemde dimensies uitmonden in het kiezen voor verschillende soorten bijpassende leermiddelen. Te denken valt aan de keuze tussen papieren of digitale dragers.


Het onderwijspaneel
Bovengenoemde zes dimensies van een onderwijsconcept hebben wij uitgewerkt in een regelpaneel. Hierdoor is ook de samenhang zichtbaar die noodzakelijk is om te komen tot een consistente inrichting van de school. De grootste uitdaging voor bestuurders, directies en leerkrachten is daarom ook om in gezamenlijkheid te benoemen waar de school voor staat. Dat kan door de schuiven te verzetten. Zo ontstaat een gedeeld onderwijsconcept, dat richtinggevend is voor de keuze van passende leermiddelen en een adequate inzet van ICT-voorzieningen. De wijze waarop en de mate waarin digitalisering wordt ingezet, zal sterk samenhangen met het schoolconcept dat aan de orde is.




Afbeelding 1: Het onderwijspaneel met de zes dimensies


Grofweg zijn er drie soorten algemene schoolconcepten die getypeerd kunnen worden op basis van de keuzes in het regelpaneel. De etiketten die we ze meegeven zijn: traditioneel, modern volgend en modern innovatief. We zullen de typologieën hieronder kort uitwerken met behulp van de keuzes in het paneel en verbinden met de mogelijke inpassing van ICT.


De traditionele school


Afbeelding 2: Het onderwijspaneel voor de traditionele school


Over de traditionele school kunnen we duidelijk zijn. Bij dit schoolconcept staan de zes schuifjes links in het regelpaneel. Zowel de pedagogische als de didactische aanpak als de organisatievorm zijn sterk leerkrachtgestuurd.


Traditionele scholen benaderen de leerlingenpopulatie als homogeen. In de regel zullen zij adaptief werken tot een minimum beperken en weinig oog hebben voor verschillen tussen leerlingen. Er was een tijd dat veel scholen vooral vanuit deze opzet werkten, maar momenteel is dit aantal danig aan het slinken.


Over het algemeen maken traditionele scholen gebruik van een curriculum waarin de leerstof sterk gestandaardiseerd en papier in hoofdzaak de drager is. De prikkel om een rijke ICT-omgeving te creëren is beperkt, want deze hoeft het omgaan met verschillen niet echt te ondersteunen. Veel dingen gebeuren met de hele groep. Een digibord of touchscreen kan de leeromgeving wel wat rijker maken, maar daar zit dan ook de maximale toegevoegde waarde. Verder kan het zelfstandig werken op pc’s, laptops of tablets een verrijking zijn waardoor de verwerking van de leerstof veelzijdiger wordt.


De moderne volgende school




Afbeelding 3: Het onderwijspaneel voor de moderne volgende school


De moderne volgende school is in Nederland verreweg het meest nagestreefde schoolconcept. De schatting is dat zeventig tot tachtig procent van de Nederlandse scholen voor primair onderwijs zichzelf zo typeert. In de pedagogische aanpak en de organisatievorm is een sterke leerkrachtsturing terug te vinden, maar in de didactische aanpak is ruimte voor interactief leren, uitgaande van de visie dat leerlingen op hun eigen manier kennis construeren en zo tot leren komen.
Het gehanteerde differentiatiemodel is in principe vooral convergent, maar bij de kernvakken wordt wel gewerkt vanuit meerdere, meestal drie, aanpakken op basis van de instructie- en begeleidingsbehoeften die leerlingen hebben. Hierdoor ontstaat een redelijk adaptief systeem voor het omgaan met verschillen, al wil er nog wel eens een spanningsveld zijn als het gaat om leerlingen voor wie de basisdoelen veel te hoog of veel te laag gegrepen zijn. Veel van deze scholen werken met een gestandaardiseerd basispakket als het gaat om de leerstof, maar bij de aanvullende leerstof zijn er veel meer mogelijkheden om keuzes te maken. Zowel voor leerkrachten als voor leerlingen.
Aangezien dit type scholen toch wel een enigszins complexere setting creëert, kan de toegevoegde waarde van ICT ook absoluut groter zijn dan bij de traditioneel klassikale school. De ICT-inrichting en de gebruikte applicaties op deze scholen kunnen absoluut een bijdrage leveren aan het beter omgaan met verschillen. Bijvoorbeeld door software in te zetten waarmee leerlingen in verregaande mate zelfstandig kunnen oefenen en via de digitale weg herhaalde instructie aangeboden krijgen.


Verder kunnen digitale hulpmiddelen de leerkracht ondersteunen bij de planning, de voorbereiding, het geven van de lessen, de toetsing, de registratie en de evaluatie van leeractiviteiten. In een vervolgartikel zullen wij deze mogelijkheden verder toelichten.


De moderne innovatieve school
  


Afbeelding 4: Het onderwijspaneel voor de moderne innovatieve school


Het derde algemene onderwijsconcept is dat van de moderne innovatieve school. Deze scholen hebben een belangrijke functie in een onderwijssysteem. Zij zijn de voorlopers en proberen oplossingen te vinden voor problemen die binnen meer gangbare onderwijsconcepten onoplosbaar lijken. Het betreft een relatief kleine groep scholen, die ook onderling weer behoorlijk verschillen. Vaak hebben zij met de onderwijsinspectie speciale afspraken gemaakt om hun concept te kunnen ontwikkelen. Soms zijn het traditionele vernieuwingsscholen die hun ideeën over leren doorvertalen naar een nieuwe tijd. Maar in andere gevallen kunnen het ook scholen zijn die iets totaal nieuws bedenken.


De in de media veelbesproken O4NT-scholen (regelmatig iPad-scholen genoemd) van mede-oprichter Maurice de Hond zijn hiervan een passend voorbeeld. Regelmatig krijgen ze de kritiek dat hun concept niet goed genoeg doordacht zou zijn, maar dit verwijt is waarschijnlijk niet terecht. Je kunt er een voorstander van zijn of niet, maar de plannen zijn consistent en er zit een duidelijke visie achter. Uiteindelijk zullen dit soort experimenten veel kunnen betekenen voor de rest van de scholen.


Als het al mogelijk is om de onderwijsconcepten van moderne innovatieve scholen met elkaar te verbinden, dan zal de overeenkomst zijn dat de schuifjes in het regelpaneel allemaal vooral naar de rechterkant geschoven zijn. De pedagogische en didactische aanpak en de organisatievorm helt over naar de leerlingsturing. Het gevolg daarvan is dat geprobeerd wordt om de differentiatie divergent te organiseren, waardoor leerlingen in eigen tempo, op eigen niveau en soms ook binnen de eigen interessegebieden bezig zijn.


Ervaringen geven aan dat het een hele kluif is het om het bovenstaande op een goede manier te organiseren en niet te vervallen in een patroon waarin het aan het werk houden van alle leerlingen belangrijker is dan het efficiënt sturen op het bereiken van de leerdoelen. Dit probleem heeft het onderwijs lang in de vorm van de ‘werkbladencultuur’ gehad, waarbij de leerkracht vooral bezig was met het zorgen dat er voor ieder kind steeds weer een nieuw werkblad klaar lag. Dit ging vaak ten koste van de instructie- en begeleidingsmogelijkheden, wat de doelgerichtheid en de effectiviteit van het leren in gevaar bracht. Ook bij nieuwe digitale initiatieven zullen we steeds goed moeten kijken naar doelgerichtheid. Met de wildgroei aan vermeend educatieve apps lopen we het risico om opnieuw ondergedompeld te worden in de ‘werkbladencultuur’ uit het verleden. Er blinkt geen goud omdat er meer digitaal gewerkt wordt. Nee, het gaat blinken als leerlingen met behulp van ICT beter leren en leerkrachten hen hierbij beter kunnen ondersteunen. De indirecte meerwaarde kan ook zijn dat het vak, in dit geval dat van onderwijsgevende, aangenamer wordt. In veel sectoren is dat al het geval, maar we kunnen vaststellen dat het onderwijs tot op heden nog achterblijft. Dat is natuurlijk ook niet vreemd omdat onderwijs in essentie natuurlijk mensenwerk is en blijft. De potentie die het meer gebruik maken van digitale hulpmiddelen in het onderwijs heeft, is echter groot.


Als het gaat om moderne innovatieve scholen dan zie je dat goede leerlingsoftware en apps die de instructie en oefening rechtstreeks naar de leerlingen brengen, veel toekomst hebben. Zeker wanneer daar nieuwe mogelijkheden worden benut om de betrokkenheid bij het leren te vergroten. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door gebruik te maken van elementen uit serious gaming of actualiteit toe te voegen.


Aan de andere kant liggen er ook veel mogelijkheden in het ondersteunen van leerkrachten bij het organiseren van de activiteiten. Daar waar de differentiatievorm divergenter wordt, is er meer behoefte aan hulp bij de (groeps)planning, de instructie, de (extra) oefening, de toetsing, de registratie en de (tussentijdse) evaluatie. Dit betekent ook op een slimme manier gebruik maken van de data die al bekend zijn van een leerling. ICT kan hierbij de verbindende schakel zijn, waardoor de leerkracht meer tijd kan investeren in de instruerende en begeleidende rol. Opbrengsten worden transparanter en het verzamelen van leerlingresultaten kan bijna automatisch.


Samenvattend
Samenvattend kunnen we stellen dat de digitalisering alles in zich heeft om het onderwijs effectiever en het vak van leerkracht aantrekkelijker te maken. Maar om dit ook daadwerkelijk te doen, is het belangrijk dat we de mogelijkheden die ICT te bieden heeft, kennen en dat we de keuzes maken die passen bij het onderwijsconcept waar we voor staan. En dat kan per school verschillend zijn. Het onderwijspaneel biedt de mogelijkheid om per schoolorganisatie te bekijken hoe digitale meerwaarde kan worden toegevoegd. En hoe daarmee een bijdrage kan worden geleverd aan succesvolle onderwijsinnovatie.


In het volgende nummer van Basisschoolmanagement zullen we, voortbouwend op dit artikel, verder ingaan op de digitale leermiddelen die het in zich hebben om de genoemde verwachtingen in te lossen. We zullen uiteenzetten hoe de digitale leeromgeving er in 2020 uit kan zien en gaan in op de keuzes, die op basis van de verschillende onderwijsconcepten, gemaakt kunnen worden.

Jos Cöp en Albert Rouschop zijn beiden onderwijskundige en werken bij Uitgeverij Zwijsen aan de leermiddelen van de toekomst. Meer informatie, voorbeelden, discussiefilms, checklists en andere hulpmiddelen vindt u op: http://leermiddelen in 2020.blogspot.com.

Dit artikel is verschenen in het blad Basisschoolmanagement, jaargang 28, nummer 4.